Aan de slag!
1. Ga op zoek naar de belangrijkste kenmerken in de resultaten van je gebruikersonderzoek. Dat zijn kenmerken die relevant zijn voor hoe iemand je dienst of product gebruikt en ervaart. Denk aan motivatie, kennis, ervaringen en attitudes. Van demografische kenmerken (zoals leeftijd) blijf je beter weg. Kies max. 6 kenmerken uit om mee verder te gaan.
Voorbeeld: zelfredzaamheid, vertrouwen t.o.v. je dienst, bereidheid om aan te passen, digitale vaardigheden, grootte van het sociaal netwerk, …
Kijk ook eens op de persona dimensie kaarten in de fysieke toolbox voor inspiratie.
2. Bepaal voor elk gekozen kenmerk de uitersten. Wat zijn de twee meest extreme vormen voor dit kenmerk? Plaats ze op de verschillende assen.
Voorbeeld:
- Zelfredzaamheid: zeer veel ondersteuning nodig v.s. wil alles alleen doen
- Vertrouwen: veel wantrouwen v.s. blind vertrouwen
- Grootte van het sociaal netwerk: geïsoleerd v.s. sterk vangnet
3. Bouw één of meerdere fictieve persona’s met een realistische combinatie van al de gekozen kenmerken (max. 6).
Voorbeeld:
- Simon heeft een lage zelfredzaamheid, gemiddeld vertrouwen en is vrij geïsoleerd qua sociaal netwerk.
- Amel is gemiddeld zelfredzaam, heeft laag vertrouwen in de dienst, maar wel een groot sociaal netwerk.
Let op! Deze kenmerken zijn een spectrum en er zijn veel grijze zones. je hoeft dus niet altijd de extreme posities te gebruiken. Een gebruiker kan zich ook gewoon ergens in het midden bevinden.