Veralgemening
Haatboodschappers spreken vaak over ‘dé buitenlanders’ of ‘alle homo’s’. Zo wordt een hele groep mensen over één kam geschoren, terwijl er binnen elke bevolkingsgroep veel diversiteit is. Er zijn bijvoorbeeld hoogopgeleide en laagopgeleide asielzoekers, homoseksuelen met verschillende geloofsovertuigingen, enzovoort.
Zo’n veralgemening kan ook subtieler zijn, bijvoorbeeld door te beweren dat bepaald gedrag te wijten is aan iemands cultuur, of verpakt als iets positiefs: ‘Jij bent tenminste niet zo hysterisch als andere vrouwen!’
Verwijzen naar een autoriteit
Wie een haatboodschap verspreidt, verwijst daarbij graag naar mensen of organisaties die een zekere autoriteit hebben. Zo krijgt de boodschap (doorgaans onterecht) meer geloofwaardigheid. Dat kan op verschillende manieren:
- De boodschapper trekt uitspraken van experts of instanties uit hun context om een bewering te doen die daar weinig verband mee houdt.
- Er wordt gedaan alsof de autoriteit zélf de auteur is van de haatboodschap.
- De boodschapper verwijst naar een zogenaamde ‘expert’ die helemaal geen expertise heeft in dit thema. Een wetenschapper weet bijvoorbeeld niet per definitie alles over het DNA van een bepaalde bevolkingsgroep.
Wantrouwen tegenover media en politiek
In haatboodschappen vind je geregeld een vorm van wantrouwen terug tegenover mainstream media, wetenschap of politici. De boodschappers beweren bijvoorbeeld dat zij ‘de echte waarheid’ vertellen of ‘zeggen wat onze leiders niet durven te zeggen’. Ze proberen hun wantrouwen ook bij anderen aan te wakkeren.
Zo’n kritische houding is niet verkeerd, maar het is belangrijk om ook kritisch te zijn voor wat een haatboodschapper zélf beweert:
- Is de boodschap gebaseerd op een betrouwbare bron?
- Geeft de boodschap meerdere standpunten weer?
- Is de boodschap in een zekere context geplaatst?
Selectieve berichtgeving
We noemen haatboodschappen niet voor niets ‘haat’-boodschappen. Doorgaans zijn ze heel negatief en eenzijdig geformuleerd. De boodschapper kan weinig tot niets goeds zeggen over het doelwit van de haatboodschap, en de andere kant van het verhaal komt zelden aan bod. Daardoor krijg je als omstaander niet de kans om zelf een genuanceerd standpunt in te nemen over het onderwerp.